20

 

 

 

 

Jimmy Perez wist dat hij terug moest gaan naar zijn smalle huis aan zee en zijn moeder moest bellen. Toen Sarah bij hem was weggegaan, had hij maar één ding gewild: teruggaan naar Fair Isle, waar alles altijd zeker en veilig was geweest. Zijn promotie naar Shetland was een redelijk alternatief geweest, maar hij had zichzelf altijd voorgehouden dat hij daar alleen zou blijven totdat er thuis een perceel land vrijkwam. Het was merkwaardig dat nu gebeurde wat hij altijd had gewild, hij geen beslissing kon nemen. Het drama van het moordonderzoek had hem in verwarring gebracht. Hij zag de dingen niet scherp meer.

Toen hij op weg naar Ravenswick het huis van Fran Hunter naderde, zag hij dat het busje van Robert Isbister de heuvel af kwam rijden. Toen het vaart minderde bij de kruising, zag Perez de speciaal voor hem gemaakte nummerplaat en ving hij in het licht van zijn koplampen een glimp van Roberts lichtblonde haar op. Iedereen kende Robert. Wat had die hier te zoeken? Bij wie was hij op bezoek geweest? Op Hillhead? Bij Euan Ross? De basisschool? Kon hij de vriend zijn over wie Scott het had gehad? Maar Catherine zou toch niets van Robert Isbister moeten hebben? Hij zag er best goed uit, als je van het macho vikingtype hield, maar Perez vermoedde dat Catherine een betere smaak had gehad.

Er brandde licht in Frans huis. Perez stopte niet, maar hij zag wel voor zich hoe het binnen waarschijnlijk zou zijn. Heel warm. Moeder en dochter samen in de grote fauteuil bij het vuur, bladerend in een plaatjesboek. Het meisje zou lekker ruiken na haar bad, het haar nog een beetje nat, de moeder eindelijk ontspannen en slaperig. Dát is wat ik wil, dacht Perez, maar meteen daarna dacht hij: zou dat voldoende zijn?

Hij dacht daar nog steeds over na toen hij door Ravenswick reed en Hillhead passeerde zonder te kunnen zien of Magnus er was. Euans auto stond voor het grote huis geparkeerd, maar in het huis zelf was geen teken van leven te bespeuren. De grote ramen aan de voorkant waren donker en de gordijnen waren open. Toen hij aanbelde, kreeg hij eerst geen reactie. Perez dacht dat de leraar misschien was meegenomen door bekenden van hem, weggevoerd van alle herinneringen aan zijn dochter. Hij moest op school toch een paar vrienden hebben?

Toen werd er achter in het huis een licht aangedaan – Perez zag het door het raampje in de deur, een streep licht die door een open deur viel – en hoorde hij voetstappen, trage voetstappen als van een oude man. Ten slotte ging de voordeur open.

‘Het spijt me dat ik je moet storen,’ zei Perez. ‘Kunnen we even praten?’

Euan stond even met zijn ogen te knipperen alsof hij Perez niet herkende, of uit een diepe slaap was gewekt en niet precies wist waar hij was. Maar hij riep zichzelf tot de orde en toen hij antwoord gaf, klonk hij hoffelijk als altijd.

‘Kom binnen,’ zei hij. ‘Sorry dat ik je zo lang heb laten wachten.’

‘Heb ik je wakker gemaakt?’

‘Niet echt. Ik heb moeite met slapen. Meer dan een beetje dagdromen is het niet, terugdenken aan vroeger, proberen nog iets te vinden wat van haar is geweest, zolang haar geur nog in het huis is. Die is echt, weet je? Een frisse geur. De shampoo die ze gebruikte, denk ik. En iets anders, iets wat ik niet kan plaatsen. Ik weet dat het niet lang zal duren voordat het weg is.’ Hij draaide zich om en liep het huis in. Perez liep hem achterna.

Ze kwamen terecht in de keuken, maar dat was niet waar Euan was geweest toen Perez aanbelde. Euan deed het licht aan, vulde de fluitketel met water en probeerde zich op het heden te concentreren. ‘Vind je het goed als we hier gaan zitten?’

De keuken was praktisch en modern, met veel roestvrij staal en marmer. Hier konden niet veel herinneringen aan Catherine zijn achtergebleven, weinig wat Perez met zijn vragen zou kunnen onteren.

‘Natuurlijk.’ Zonder op een uitnodiging te wachten ging Perez op een van de chromen krukken bij de eetbar zitten.

‘Koffie?’

‘Graag.’

‘Kom je met informatie,’ vroeg Euan, ‘of met vragen?’

‘Met vragen vooral. We krijgen de uitslag van de autopsie pas morgen.’

‘Ik ben blij dat ze met de boot naar het zuiden is gegaan,’ zei Euan. ‘Ze vond het leuk op de boot en vliegen heeft haar nooit echt aangetrokken.’ Hij keek op. ‘Wat een bespottelijke opmerking is dat.’

‘Dat vind ik niet. Ik ga ook liever met de nachtboot. Op de ene plek gaan slapen en dan ergens anders wakker worden. Daardoor besef je hoe ver we van alles en iedereen verwijderd zijn.’

‘Ik dacht dat haar hier niets kon overkomen. Dat het hier anders was.’ Met een abrupte beweging draaide hij zich om om koffie te zetten. ‘En, wat wilde je me vragen?’

‘De agent die haar kamer heeft doorzocht, heeft een handtas gevonden, maar Catherines huissleutels zijn nog steeds spoorloos. Ging ze wel vaker zonder sleutels de deur uit?’

‘Dat weet ik niet. Zelf sloot ik het huis altijd af. Uit gewoonte, denk ik. Misschien dat Catherine daar minder zorgvuldig in was.’

‘Ik ben de hele dag op school geweest, heb daar met het personeel en de leerlingen gepraat. Ik heb een jongen gesproken die Jonathan Gale heet. Hij heeft Catherine op Hogmanay een lift naar huis gegeven. Ken je hem?’

‘Ik geef hem geen les, maar ik heb hem wel eens gezien. Een intelligente Engelse jongen. Hij is hier een of twee keer binnen geweest. Ik heb altijd gedacht dat hij een zwak voor Catherine had. Denk je dat híj haar heeft vermoord?’

‘Nee, zeker niet. We gaan alleen zijn verhaal na.’ Perez wachtte even. ‘Zegt de naam Robert Isbister je iets?’

Euan fronste zijn wenkbrauwen. ‘Nee, moet dat? Er zitten een paar Isbisters op school, maar geen Robert, volgens mij.’

‘Het heeft waarschijnlijk niks te betekenen,’ zei Perez. ‘Hij is ouder dan Catherine, maar het kan zijn dat ze hem wel eens op feestjes is tegengekomen. Ik zag hem hier net rijden en vroeg me af of hij misschien bij u op bezoek was geweest.’

‘Er zijn een paar collega’s langs geweest. Ze hebben eten gebracht, een ovenschotel... heel aardig van ze. Ik moet die een keer opeten, neem ik aan. Maar daarna heb ik geen bezoek meer gehad.’

Hij was nog steeds niet gaan zitten. Hij had koffie ingeschonken en stond de zijne staande op te drinken. Perez kon zien dat hij heel graag alleen wilde zijn, om nog één keer de vluchtige geur van zijn dochter op te snuiven voordat die voorgoed verdwenen was.

‘Dat was alles,’ zei Perez. ‘Ik kom morgen terug, als we de resultaten van de patholoog hebben binnengekregen. Is er nog iets wat je aan mij wilt vragen?’

Hij verwachtte geen vragen. Hij had verwacht dat Euan hem snel zou uitlaten en opgelucht de deur achter hem dicht zou doen. Maar de leraar keek hem aan, met de koffiemok in zijn hand. ‘Die oude man die op Hillhead woont...’

‘Ja?’

‘De mensen zeggen dat hij hier verantwoordelijk voor is. Dat het niet de eerste keer is. Dat hij eerder iemand heeft gedood...’

‘Dat waren alleen maar geruchten. Hij is nooit in staat van beschuldiging gesteld, laat staan veroordeeld.’

‘Toen ik er voor het eerst van hoorde leek het nauwelijks iets uit te maken. Catherine is er niet meer. Wat kan mij de rest nog schelen? Maar als het waar is, betekent het dat Catherines dood voorkomen had kunnen worden.’ Hij keek Perez recht aan. Door de glazen van zijn bril waren zijn ogen onnatuurlijk groot. ‘Dát zou ik onvergeeflijk vinden.’

Daarna zette hij voorzichtig zijn mok neer en liet Perez uit.

Perez zat in zijn auto over die woorden na te denken, toen zijn mobiele telefoon overging. Het was Sandy Wilson, in de teamkamer. ‘We zijn gebeld door Fran Hunter, die moeder die Catherine heeft gevonden.’ Perez dacht: moeder? Wanneer houdt een vrouw op meisje te zijn en wordt ze een moeder?

‘Wat wilde ze?’

‘Dat weet ik niet. Ze wilde niet met de agent uit Inverness praten, die telefoondienst had. Ze wilde alleen met jou praten.’

Perez negeerde de afgunst in Sandy’s stem. Die was er altijd, had niets te betekenen. ‘Hoe laat belde ze?’

‘Tien minuten geleden. Ze zei dat ze de hele avond thuis zou zijn.’

‘Ik ben nu in Ravenswick. Ik rij zo wel bij haar langs.’

Hij klopte zachtjes op de voordeur, want Cassie zou misschien al in bed liggen, maar ze was nog op en zag eruit zoals Perez zich had voorgesteld, met een nachthemd en slippers aan. Ze zat aan tafel, dronk warme chocolademelk en had een lichtbruine snor op haar bovenlip. Fran had eerst uit het raam gekeken voordat ze de deur voor hem opendeed. Iedereen in Shetland zou dat doen. Hij dacht aan het gedicht van John Donne, dat ze vroeger voor school hadden moeten lezen, en dat hier toepasselijker was dan ergens anders. Over hoe de dood van één persoon effect had op iedereen en ervoor zorgde dat men anders tegen het leven aan keek. En misschien was dat niet zo slecht. Waarom zouden ze hier tegen alles beschermd moeten worden? Wat maakte hen anders dan anderen?

‘Ik had je niet zo snel verwacht,’ zei Fran. ‘Ik hoop dat je niet als een gek hiernaartoe bent komen scheuren. Het is waarschijnlijk niet belangrijk... Hoor eens, kun je heel even wachten terwijl ik Cassie naar bed breng?’

Hij ging in de grote fauteuil zitten, die waar zij in zijn fantasie in had gezeten. Ze zette een glas rode wijn voor hem neer, dat hij zou moeten afslaan maar wat hij niet deed, en een bordje met kaas en een spinaziebroodje. ‘Ik neem aan dat je nog geen kans hebt gehad om iets te eten,’ zei ze, zonder er veel ophef over te maken.

Hij hoorde de twee praten in de badkamer, en zingen, een of ander kinderliedje over een vos in het bos, en kort daarna de gedempte woorden van een verhaaltje voor het slapengaan, te zacht om ze te kunnen verstaan.

‘Sorry voor het oponthoud.’ Ze stond opeens achter hem en schonk voor zichzelf een glas wijn in. Perez besefte dat hij even was ingedut.

‘Je wilde met me praten.’

Hij stond op om haar de fauteuil aan te bieden, maar ze schudde haar hoofd, ging op de grond zitten en staarde in het vuur, zodat hij haar gezicht niet kon zien.

‘Het heeft waarschijnlijk niks te betekenen. En misschien weet je het allang.’

‘Vertel het toch maar.’

‘Cassie heeft de afgelopen nacht bij haar vader gelogeerd. Ik ben haar vanmiddag gaan ophalen.’ Ze aarzelde. ‘Ik weet waar Catherine was op de avond voordat ik haar met Magnus Tait uit de bus heb zien stappen. Duncan heeft het me verteld.’

‘Hij heeft geen contact met ons opgenomen,’ zei Perez op neutrale toon, ‘voor zover ik weet.’

‘Typisch Duncan. Dat is hem te veel moeite. Dan moet hij helemaal naar Lerwick, misschien een verklaring afleggen. Zo is hij nu eenmaal. Druk, druk, druk. Altijd met van alles bezig.’

‘We hebben tot nu toe alleen een algemeen verzoek om informatie uitgegeven,’ zei Perez. ‘Morgen houden we een grote persconferentie. Het vergt meer tijd om dat allemaal te organiseren dan iedereen denkt.’

‘Ze was op een feestje in de Haa. Een van Duncans open huizen. Half Shetland zal er waarschijnlijk geweest zijn. Het zal je weinig moeite kosten om het door anderen te laten bevestigen.’

Perez was vroeger naar Duncans feestjes geweest. Die waren befaamd. Geen uitnodigingen, nooit iets formeels. De mensen vertelden het aan elkaar door. Vanavond een feest in de Haa. Die feestjes kwamen altijd pas laat op gang. Als de bars in de stad gingen sluiten, nam je een taxi of reed je mee met een vriend die minder dronken was dan jij. Je wist nooit wie je er zou zien. Er waren vaak muzikanten. Duncan vond het leuk om plaatselijk jong talent een kans te geven. Tenminste, zo omschreef híj het, want Perez betwijfelde of de jongelui met hun violen en gitaren veel meer aan het gebeuren overhielden dan een kater en het besef dat ze even onder beroemdheden hadden mogen verkeren. Want soms, als je Duncans fles Highland Park doorgaf, kwam je er een rijzende ster tegen. Een acteur op vakantie, een politicus die hier voor een conferentie was, of een filmregisseur of producer die alleen in artistieke kring bekend was. Duncan moedigde artistieke mensen graag aan. En hij hield van stijl. Misschien dat de jongelui dát ervan meekregen. De gasten kleedden zich anders en praatten over andere dingen. Het was geen dansfeestje in het gemeenschapscentrum in de stad.

‘Heeft Duncan gezegd met wie ze was?’

‘Nee, dat wist hij niet. Ik kreeg de indruk dat hij nog verder heen was dan gewoonlijk. Hij had ruzie met Celia gehad.’

Celia Isbister. Roberts moeder. Zo ging het hier op Shetland. Het hoefde niets te betekenen te hebben. De mensen onderhielden complexe intieme relaties met elkaar. Toeval mocht niet meteen als verdacht worden gezien.

‘Weet je of Robert er ook was?’

‘Nee, daar heeft Duncan niets over gezegd. Hij kwam er wel vaak.’ Haar stem klonk droog en een beetje vijandig.

‘Je mag hem niet.’

‘Robert is een verwend rijkeluiskind. Hoewel dat niet echt zíjn schuld is, neem ik aan.’

‘Hij is geen kind meer.’

‘Jammer dat hij zich wel nog steeds zo gedraagt.’ Ze draaide zich om, waarbij haar schouder langs Perez’ knie streek. ‘Hoor eens, let maar niet op mij. Ik heb niet bepaald een onbevooroordeelde mening over dat gezin. Zijn moeder heeft mijn huwelijk geruïneerd. Nou ja, Duncan heeft dat gedaan. Zij was medeplichtig. Maar het schijnt dat ze genoeg van hem heeft. Ook zij is bij hem weggegaan. Ze woont weer fulltime bij Michael. Dat komt wel zo goed uit, vlak voor Up Helly Aa. Voor het oog van de camera zal ze weer aan zijn zijde staan en iedereen zal zeggen wat een enig gezin het toch is. En Duncan is weer alleen. Arme, eenzame Duncan.’

Voor het eerst vermoedde Perez dat ze al met drinken was begonnen voordat hij hier aankwam.

‘Heeft Catherine het wel eens over hem gehad?’

‘Over Robert? Nee.’

‘En over Duncan?’

‘Nee, maar dat zou ze ook niet doen, denk ik. Ze moet geweten hebben dat hij mijn ex-man was. Ook al woonde ze hier nog niet zo lang, ze moet de geruchten hebben gehoord. En ik kan me nauwelijks voorstellen dat Duncan op Catherine is gevallen. Ze was nog maar een kind.’

Maar terwijl ze het zei, zag Perez dat ze de mogelijkheid in overweging nam en die niet onmiddellijk uitsloot.

‘Kun je me nog iets anders over het feest vertellen? Heeft Duncan gezegd wie er nog meer waren?’

‘Nee, maar ik had de indruk dat hij zó van streek was door het vertrek van Celia, dat hij Posh en Becks niet eens gezien zou hebben als ze er waren geweest. Hij was zichzelf niet.’

Met tegenzin stond Perez op. Als de omstandigheden anders waren geweest, zou hij graag zijn gebleven om de fles met haar leeg te drinken en haar te vragen of ze misschien een keer met hem uit wilde. Naar een filmhuis. Ze was een kunstzinnige vrouw, dus misschien zou ze dat wel leuk vinden. En zichzelf kennende zou hij tegen het eind van de week waarschijnlijk tegen haar zeggen dat hij van haar hield. Misschien was het maar goed dat ze bij een moordonderzoek betrokken was en dat hij haar niet eens een kusje op de wang kon geven toen hij wegging.

 

Ravenzwart
titlepage.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_000.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_001.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_002.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_003.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_004.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_005.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_006.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_007.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_008.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_009.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_010.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_011.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_012.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_013.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_014.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_015.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_016.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_017.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_018.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_019.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_020.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_021.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_022.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_023.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_024.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_025.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_026.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_027.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_028.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_029.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_030.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_031.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_032.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_033.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_034.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_035.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_036.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_037.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_038.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_039.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_040.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_041.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_042.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_043.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_044.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_045.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_046.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_047.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_048.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_049.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_050.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_051.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_052.xhtml